Crêpes

Als wij pannenkoeken eten zijn dat altijd crêpes. Mijn moeder maakte ze altijd voor mij toen ik klein was en ik vond ze lekkerder dan dikke pannenkoeken. Ze zijn lekker dun en daarom soms ook wat knapperiger aan de zijkanten en je kan er veel meer eten en daarom ook veel meer variëren met toppings. Ik heb een crêpe-pan en dat werkt echt fijn. Meestal maken we ook kaascrêpes en soms spek. Onze familie-favoriet is met citroensap en suiker, waarmee ik ooit een crêpe at in Carcasonne en vanaf toen verkocht was.
Ik weet eigenlijk geen hoeveelheden, omdat ik altijd meng en dan de hoeveelheid bloem en melk aanpas tot ik de juiste dikte heb. Ik weet dan ook niet hoeveel pannenkoeken je met de hoeveelheden die ik nu beschrijf kan maken. Maar maak gewoon een beslagkom vol voor een stuk of 30.

Ingrediënten:
ca. 250 gram bloem
snuf zout
1 ei
350 ml melk
boter

Bereiding:
Doe de bloem in de kom en roer er een snuf zout door. Maak een kuiltje in het midden en doe er het ei en de melk in. Meng met een garde door elkaar en kijk of er meer bloem bij moet als het te dun is of meer melk als het te dik is. Het moet een beetje de consistentie van dikke room hebben.
Smelt een klont boter in de pan en roer de gesmolten boter door het beslag zodat het sowieso niet aankoekt. Smelt een klein klontje boter in de pan en doe er drie eetlepels beslag in. Draai met de pan om het beslag te verdelen over de bodem en kom niet in de verleiding om te veel beslag erin te doen, want dan krijg je geen mooie dunne crêpes. Op een gegeven moment weet je wel de goede hoeveelheid. Als de crêpe aan de randjes bruin wordt, beweeg je even met de pan en als hij loskomt draai je hem om en bak je de crêpe kort aan de andere kant. Herhaal dit tot het beslag op is en gebruik voor elke pannenkoek opnieuw een klein klontje boter.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA